Slanke faunen

Twee schelpen onder een brede gladde rand met glooiende hoeken, geven vorm aan het bassin. Aan weerszijde op de waterbak, tegen de bakstenen muur, staan twee slanke faunen, die een vogel in de hand houden.

Plaats: Muntplein, aan de eeuwenoude muur van de Munttoren.
Datum: 1918-1919
Beeldhouwer: Hildo Krop (1884-1970)
Materiaal: hardsteen
Maten: --

Twee schelpen onder een brede gladde rand met glooiende hoeken, geven vorm aan het bassin. Aan weerszijde op de waterbak, tegen de bakstenen muur, staan twee slanke faunen, die een vogel in de hand houden. Tussen de faunen kabbelen gebeitelde golfjes naar de plek waaruit ooit het water stroomde. Het fonteintje is allang verdwenen, de waterbak is dichtgegooid met beton en de faunen verliezen langzamerhand hun contouren.

Bakker wordt stadsbeeldhouwer

Hildebrand Luciën Krop, geboren in Steenwijk, werd bakker, net als zijn vader, Hendrik Krop. Zijn moeder, Johanna Louisa Cordes kwam uit een kunstzinnige familie. Tijdens zijn bakkersopleiding in Leiden volgde Hildo Krop boetseerlessen op de ambachtsschool om later marsepeinfiguren te kunnen maken. Zo nu en dan ging hij schilderen in het atelier van zijn grootvader, die fotograaf en tekenaar was. Hij werkte in bakkerijen in verschillende grote steden, zoals Amsterdam, Brussel en Parijs. Zijn belangstelling voor kunst trok hem naar de vele musea daar. Hij werd steeds meer gegrepen door de kunstwerken die hij zag en tenslotte besloot hij beeldend kunstenaar te worden. In Parijs volgde hij de Académie Julien en daarna de opleiding aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten in Amsterdam waar hij in 1911 zijn diploma haalde. Hij ging op studiereis naar Berlijn, Rome en Parijs, waar hij in aanraking kwam met jonge kunstenaars die nieuwe wegen zochten en zich lieten inspireren door middeleeuwse beeldhouwkunst en de zogenaamde primitieve kunst.
Hildo Krop trouwde in 1914 en ging in 1920 met zijn gezin aan de Plantage Muidergracht 105 wonen naast zijn atelier, op nummer 107. Fotografe en beeldhouwster Louise van der Veen heeft Hildo Krop gefotografeerd: een grote sterke man zit op een berg gipsafval in overall en op klompen. In zijn sterke handen een stofbril en een beitel. Op zijn hoofd een tot pet verknipte vilten dameshoed en een vlinderdasje onder zijn kin.
Uit de beeldhouwwerken van Hildo Krop spreekt sociale bewogenheid en het streven naar een betere samenleving met meer gelijkheid en solidariteit. Zijn symbolische beeldtaal moest voor iedereen begrijpelijk zijn: boeren, bouwvakkers, mijnwerkers staan voor landbouw, handel of industrie, vrouwenfiguren als symbool voor Moeder Aarde of krachten in de natuur, vliegende vogels als zinnebeeld voor de geest. Hij ging vaak schetsen in Artis als basis voor zijn dierenbeelden aan bruggen. Hij las werken van socialistische schrijvers als C.S. Adama van Scheltema, Henriëtte Roland Holst en Herman Gorter. Het boek ‘Pan’ van Herman Gorter inspireerde hem tot het maken van faunen, fabeldieren, saters en de god Pan.
In 1916 begon Hildo Krop te werken als beeldhouwer voor de Dienst Publieke Werken van de gemeente Amsterdam. Aan talloze bruggen en gebouwen in Amsterdam zijn beeldhouwwerken van de kunstenaar te vinden. Hij bleef voor de gemeente beeldhouwen tot 1941. Tijdens de 2e wereldoorlog weigerde Krop voor de bezetters te werken. In 1946 zette hij zijn dienstverband met Publieke Werken voort tot zijn dood in 1970. In 1956 kreeg Hildo Krop de eretitel Stadsbeeldhouwer van Amsterdam. Op 72 jarige leeftijd begon hij aan een sculptuur in natuursteen van architect Berlage dat op het Victoriaplein kwam te staan.< /p>

Literatuur en bronnen

E.J. Lagerweij-Polak. Hildo Krop. Sdu Uitgeverij Koninginnegracht. 1992.
Gemeente Archief Amsterdam: Maandblad voor Beeldende Kunsten, februari 1924. Jan D. Voskuil.