De waterdraagster staat op de rand van een speelvijver en kijkt naar twee kleine vissen die een waterstraal spugen in het bassin. Op zomerse dagen vullen kinderen hun emmertjes bij de vissenbekken en gooien elkaar nat.
Plaats: Bellamyplein/P.W. Janssenplantsoen
Datum: 1954
Kunstenaar: Leendert Pieter Johan Braat (1908-1982)
Materiaal: koper Maten: waterdraagster 84 cm hoog, vissen 34 cm hoog
Origineel verdwenen
De waterdraagster staat op de rand van een speelvijver. Ze kijkt naar twee kleine vissen, die tegenover haar op de bassinrand staan, op hun staart, de ogen vol ongeduld, de bek begerig open. Ze spugen een straal water in het bassin. Op zomerse dagen vullen kinderen hun emmertjes bij de vissenbekken en gooien elkaar nat. De originele waterdraagster verdween in 1977 van de bassinrand en is nooit meer teruggevonden. Het Arnhems Museum bezat zo’n zelfde beeld. Een afgietsel daarvan staat sinds 1981 weer op de rand van het bassin. In de herfst wordt de beeldengroep opgeborgen.
Beeldhouwer en journalist L.P.J. Braat
Beeldhouwer en journalist L.P.J. Braat, geboren in Arnhem, ging na twee jaar gymnasium de opleiding aan de Arnhemse kunstnijverheidschool ‘Kunstoefening’ volgen. Gijs Jacob van den Hof was leraar in de beeldhouwkunst aan- en hoofd van de kunstnijverheidschool. Van den Hof legde de nadruk op het ambachtelijk werken, direct hakken in steen of hout, met als voorbeeld de klassieke beeldhouwkunst. De jonge kunstenaars ontwikkelden onder invloed van hun leraar een harmonische classicistische stijl. In 1931 vertrok Braat naar Amsterdam met zijn vrouw, de schilderes en tekenares Maaike Rolvink. Zij gingen aan de Amstel wonen en bezochten regelmatig Parijs. Als kind van welgestelde ouders kende Leo Braat geen geldzorgen. Naast beeldhouwer was Leo Braat dichter en schrijver. Al jong interesseerde hij zich voor de linkse stromingen in de internationale politiek. In 1934 richtte hij met een groep kunstenaars de ‘Kroniek van hedendaagsche Kunst en Kultuur’(KKK) op. Met het kunstenaarstijdschrift wilden de oprichters tegenwicht bieden aan de autoritaire cultuurpolitiek in Duitsland, waar elke kunstuiting verboden werd die niet in dienst stond van het nationaal-socialisme. Als redactiesecretaris was Braat de motor die de KKK voortdreef. In 1941 werd het blad door de Duitse bezetters verboden. Braat raakte betrokken bij het kunstenaarsverzet en ging voor het verzetsblad ‘De Vrije Kunstenaar’ schrijven. In 1942 publiceerde hij ‘Uit de werkplaatsen der beeldhouwers’, waarin hij portretten schreef van collega-beeldhouwers van zijn tijd, zoals Hildo Krop en Jan Bronner.
Na 1945 veranderde het leven en werk van de schrijver/beeldhouwer. Doordat hij in de tweede wereldoorlog zijn familiekapitaal was kwijtgeraakt, moest Braat geld verdienen voor het dagelijks onderhoud. Door ziekte kon hij het grotere werk niet meer aan. Het borstbeeld ‘De antifascist’, dat in 1966 in Amsterdam werd geplaatst ter nagedachtenis van de verzetsstrijder Willem Kraan, had Braat al in 1936 gemaakt. Leo Braat werkte met hout of ceramiek. De kleine sculpturen beschilderde hij vaak in vrolijke kleuren. Zijn beelden werden vrijer, expressionistisch met een abstracte inslag. Met zijn schrijfwerk, vertalingen en lezingen ging Leo Braat steeds meer betekenen voor de Nederlandse kunst en cultuur. Naast recensies en artikelen schreef Leo Braat poëzie, essays en levensherinneringen. Hij vertaalde boeken over beeldhouwkunst en toneelstukken uit het Engels, Frans, Duits en Spaans. Braat was van 1962 tot 1980 voorzitter van de Nederlandse afdeling van de Société Européenne de Culture, opgericht in 1948, waar wetenschappers, kunstenaars, geestelijken en staatslieden elkaar ontmoetten. Het schrijven moet voor Leo Braat minstens zo belangrijk geweest zijn als het beeldhouwen. In zijn levensherinneringen staat: “Eigenlijk waren boeken mij, en voor lange jaren, heiliger en dierbaarder, vertrouwder ook dan zelfs de schoonste en hoogste uitingen van beeldende kunstenaars” .
Parkje
Het parkje op het Bellamyplein werd in 1907 geopend ter nagedachtenis van de koopman en weldoener P.W. Janssen, zijn borstbeeld staat onder de bomen. In het midden van het P.W. Janssenplantsoen lag toen een bassin met fonteintje. Een grasrand met bloemperken was rond de fontein aangelegd met een grindpad en bankjes. Een hek sloot het plantsoen af van de verkeersweg. De fontein heeft tot 1936 gesproeid, daarna is het plantsoen in de vergetelheid geraakt en verwaarloosd. In 1954 heeft de gemeente het park opnieuw laten inrichten. Er kwam een speelvijver met de beeldengroep van Braat.
Bronnen en literatuur
Archief Stedelijk Museum, stamboek no. VBA 1952.1/3. Hestia Bavelaar, Kroniek van Kunst en Kultuur, geschiedenis van een tijdschrift 1935-1965. Primavera Pers. 1998. L.P.J. Braat, Het moest zo zijn. Publicatie in boekvorm van werk geschreven tussen 1925-1975. L.P.J. Braat, Het voorlaatste woord en Omkranste hiaten. Uitgeverij Beuk. Het Parool 20 juli 1992, Evert Werkman, Leo Braat behield zijn strijdbaarheid. Ons Amsterdam 34/132, 1982 en 44/120, 1992.